Orgelhistorie

Protestantse orgels

Tijdens een feestelijke kerkdienst op 29 november 1992 wordt in de Ontmoetingskerk te Valkenswaard een ander orgel in gebruik genomen. De in dit gebouw bijeenkomende gemeente bestaat uit Hervormden en Gereformeerden die in 1988 een federatief verband aangingen na lange tijd afzonderlijk vergaderd te hebben in een eigen kerk. De voorafgaande orgelhistorie van deze dubbelgemeente speelt zich in verband daarmee af in twee gebouwen.

De oudste reformatorische gemeente ter plaatse is de Hervormde, die in de 17e en 18e eeuw gebruik maakte van de vroegere dorpskerk van Valkenswaard. Bij overheidsbesluit werd deze in de Franse tijd weer aan de veel grotere Rooms-Katholieke gemeenschap teruggegeven, terwijl de overheid voor de Hervormden een nieuw gebouw liet neerzetten. Dit werd in gebruik genomen in 1812. Hierin werd later een gebruikt orgel geplaatst, volgens Broekhuyzen door B. J. [lees: B. P.] van Hirtum uit Hilvarenbeek. In 1890 werd dit instrument overgeplaatst naar de toen nieuwe Hervormde kerk. Naar mededeling in het commentaar op Broekhuyzen (p. 904) zou de dispositie in het begin van deze eeuw geweest zijn: Holpijp 8′ bas/discant, Viola 8′ discant. Prestant 4′ bas/discant. Fluit 4′ bas/discant, Nasard 3′ discant. Octaaf 2′ bas. Fluit 2′ bas. Piccolo 1′ bas. Het onsamenhangende beeld van deze stemmenbezetting (vooropgesteld dat de opgave betrouwbaar is) zou er op kunnen wijzen dal de dispositie ooit al eens was veranderd. In 1935 voerde J. de Koff & Zoon een restauratie uit waarbij weer nieuwe wijzigingen werden doorgevoerd. Volgens een bericht in Het Orgel van oktober 1935 ontstond toen de volgende dispositie: Holpijp 8′ bas/discant, Viola di Gamba 8′ bas/discant, Prestant 4′ bas/discant, Fluit 4′ bas/discant, Fluit 2′ bas/discant. Octaaf 2′ bas. Er was een aangehangen pedaal.

In 1967 neemt de Hervormde Gemeente afscheid van de kerk uit 1890 en gaat kerken in een verenigingsgebouw (‘Rehoboth’). Er volgen jaren van muzikaal getob mei drie opeenvolgende elektroniums, nadat men voor zichzelf tot de conclusie is gekomen dat het oude orgel niet krachtig genoeg is om de zang te begeleiden en men geen middelen beschikbaar wenst te stellen voor een dringend noodzakelijke restauratie. Het nu overtollig geworden instrument wordt dan uiteindelijk verkocht aan de heer Paul Smit. musicus te Utrecht, die er in de loop van de tijd enige werkzaamheden aan laat uitvoeren door resp. Koos van de Linde en Adriaan van Rossem. Het instrument staat inmiddels al jaren werkeloos in een kapel van de Pieterskerk te Utrecht.

Orgel

Gebouw ‘Rehoboth’ was de oude kerkzaal geweest van de Gereformeerden, die in 1962 een nieuwe, echte kerk in gebruik hadden genomen. Ook zij hadden in ‘Rehoboth’ nimmer een orgel gehad, en moesten nu voor hun nieuwe kerk een oplossing zien te vinden voor het begeleiden van de kerkzang. Men kocht voor ƒ 8360,- een mechanisch serie-orgel van Fa. L. Verschueren c.v. uit Heythuysen. dat een aangepast front kreeg in overleg met de architecten van de kerk (bureau v. d. Bom & Ingwersen te Amsterdam).

Op 1 juni 1963 werd het in gebruik genomen. De dispositie van dit orgel was: Manuaal. C-g'”: Holpijp 8′ bas/discant, Prestant 4′ bas/discant, Fluit 2′ bas/discant, Mixtuur 2-3 sterk bas/discant, Sesquialter 2 sterk discant. Aangehangen pedaal. G-f.

Het aantal kerkgangers nam toe. Men besloot tot een vergroting van de kerk, die gereedkwam in 1974. Omdat het Verschueren-positief de grotere ruimte niet aankon, ging men op zoek naar een krachtiger orgel. De goedkoopste aanbieding bleek te komen van de firma Koch te Apeldoorn, aanbevolen door Piet van Egmond. Deze kon voor niet meer dan ƒ 23.200,- een elektro-pneumatisch orgel leveren met liefst 14 stemmen:

Merk orgel

Hoofdwerk: Prestant 8′, Holpijp 8′, Octaaf 4′, Quint 2-/31, Mixtuur 2-3 sterk, Dulciaan 8′. Zwelwerk: Roerfluit 8′, Salicionaal 8′, Celeste 8′, Fluit 4′, Octaaf 2′, Sesquialter 2 sterk discant. Pedaal: Subbas 16′, Octaafbas 8′. Hoewel de tractuur praktisch storingvrij functioneerde, was het werk, waarin ook pijpen van het Verschueren-positief en gebruikt materiaal van elders verwerkt waren, verre van bevredigend in de klankgeving. Dus werd al na zeer korte tijd aan weer een andere oplossing gedacht.

Intussen sloten de Hervormden in 1988 de periode in ‘Rehoboth’ af. Voortaan gingen zij met de Gereformeerden samen ter kerke in de Ontmoetingskerk. De behoefte aan een wat beter orgel deed zich daarmee nog sterker gevoelen. Het beschikbare budget liet echter nieuwbouw ook nu niet toe. Allerlei mogelijkheden passeerden de revue. Sommige gemeenteleden – waarbij men moet weten dat er verschillende kaderleden van Philips tot deze gemeente behoren – waren nogal geporteerd voor een elektronische oplossing. Tenslotte kwam er een orgel beschikbaar dat acceptabel voorkwam. Te Leiden was de Gereformeerde Petrakerk wegens terugloop van de kerkelijke belangstelling voor de eredienst gesloten en het orgel, een twee-klaviers serie-orgel  van fa. E. Leeflang te Apeldoorn uit 1965, werd te koop aangeboden. Het college van beheer te Valkenswaard slaagde er in het over te nemen voor ƒ 22.500,-. Voor ƒ 4,313,40 werd het gedemonteerd, nagelopen, in de Ontmoetingskerk geplaatst en gestemd door M. C. Tiggelman uit Zaltbommel, de orgelmaker met wie men al een goede en jarenlange relatie had. Met inbegrip van enkele kleine bijkomende kosten en advisering door de Orgel-bouwadvies-commissie van de Geref. Organistenvereniging (vertegenwoordigd door dr. A. J. Gierveld en J. Telder) beliepen de totale kosten nog geen ƒ 42.000.-. Het oude orgel werd voor ƒ 5.000,- verkocht aan de R.K. Priesterbroederschap St. Pius X te Antwerpen. Het werd daar, eveneens door de firma Tiggelman weer opgebouwd in de kapel van het Allerheiligst Sacrament aan de Hemelstraat.

Orgel

Fa. Tiggelman heeft bij de herplaatsing de oorspronkelijke windvoorziening gewijzigd. Voorheen speelde het instrument op de directe druk van drie afzonderlijke ventilatortjes. welke thans werden vervangen door een kleine balg buiten het orgelmeubel, gevoed door één windmotor. Dit heeft de toon duidelijk meer rust gegeven. De dispositie luidt:

Ondermanuaal. C-f”: Roerfluit 4′ (‘c”‘-f” open conisch). Octaaf 2′. Vox humana 8′. Bovenmanuaal. C-f”:Holpijp 8′ (C-G koper, liggend tegen de binnenkant van het dak aangebracht). Prestant 4’ Mixtuur 2-3 sterk. Pedaal, C-d’: Quintadeen 4′, Sordun 16′. Koppelingen: manuaalkoppel (drukkoppel). I op pedaal. II op pedaal. Winddruk 70 mm wk.

Het betreft hier een serie-orgel dat volgens de meest efficiënte methode moest worden gefabriceerd. Zoals boven opgemerkt, had het geen balg. Ook een wellenbord ontbreekt, wat de speelaard overigens nadelig beïnvloedt: door de waaierend aangebrachte overbreng-balansjes speelt het middelste gedeelte van het klavier het lichtst. De klank moet geheel worden benaderd vanuit de jaren ’60-zakelijkheid. ledere gebogen lijn in de dynamiek werd bewust vermeden, wat op de muzikaliteit kan uitwerken als rigiditeit.

De intonatie is kernsteekloos, en door de open voet bij nauwe kern betrekkelijk ruig, soms inefficiënt en blazerig. De stemvoering is niet altijd even duidelijk. Toch hebben we hier te maken met een door en door eerlijk orgel; zelfs transmissies werden erbij vermeden. De beide tongwerken zijn in hun soort zeer goed, al heeft de kortbekerige Sordun, zelfs bij een opengezet achterpaneel, een te geringe energie om veel zoden aan de dijk te zetten bij de gemeentezang. De kelen zijn in beide gevallen van hout, de koppen van zwarte kunststof, de spietjes van een soort wit plastic. Firma Leeflang wilde in deze jaren heel consequent een eigentijds orgel bouwen. Als zodanig moeten we het benaderen en waarderen. Van organisten zal wel steeds worden gevraagd zich daar een beetje op in te stellen. Al met al heeft deze gemeenschap met dit orgel zich enige beperking opgelegd, maar feitelijk en zeker ook financieel gezien, geen slechte keus gedaan.
De werkzaamheden aan het orgel waren bij de ingebruikneming te Valkenswaard nog niet afgesloten en werden in feite eerst voltooid op 11 januari 1993.

Gerard Verloop
ontleend aan “De Mixtuur” van april 1996

Orgelpijpen